3.1 Ontwikkeling

Onder cognitieve ontwikkeling verstaat men de ontwikkeling van het denken, waarbij de mens levenslang de rol speelt van actieve ontdekker en probleemoplosser. 
 
Hoe doe ik dat?
  1. U zoekt uit hoe de wereld in elkaar zit m.b.v. kleine experimenten: "Wat zou er gebeuren als ik het onderste blokje van mijn bouwtoren weghaal?" U focust op oorzaak-gevolg-denken, op causaliteit
  2. U construeert op basis van uw ontdekkeningen uw eigen ideeen, opvattingen en theorieen over hoe de wereld in elkaar zit. U ontwikkelt schema's
  3. U past gaandeweg steeds meer (nieuwe) ervaringen in bestaande schema's, u assimileert
  4. U past, wanneer assimilatie niet mogelijk is, uw bestaande schema's aan. U accomodeert
  5. U combineert assimilatie en accomodatie tot het overkoepelende begrip aanpassing of adaptatie. Met behulp van adaptatie ontwikkelt u gaandeweg allerhande regels, zoals bijv. normen, omgangsvormen en andere gedragsregels
  6. U beseft dat de biologische rijping van de hersenen u gaandeweg in staat stellen steeds ingewikkelder schema's te ontwikkelen, maar ook dat omgevingsprikkels de ontwikkeling van de hersenen stimuleren. Nature en nurture vertonen wederkerigheid
  7. U realiseert zich dat voor de ontwikkeling van fundamentele schema's (taal, muziek, empathie) waarop weer tal van andere, meer gedetailleerde deelschema's voortbouwen, bepaalde windows of opportunity gelden. U maakt gebruik van dit soort kritische perioden 
  8. U maakt gebruik van die kritische perioden, u hanteert een aantal algemene stadia
  9. U weet dat het aanpassingsproces zich enerzijds kenmerkt door een streven naar evenwicht (equilibrium), maar dat de mens anderzijds ook weer op zoek gaat naar nieuwe informatie. U combineert het vergaren van kennis met een duurzame nieuwsgierigheid.

Meer weten? Zie Levensloop